LITTLE KIM And The ALLEY APPLE 3 in Banana Peel Blues Club te Ruiselede op maandag 17 september 2012: cd presentatie ‘She’ll Keep The Devil Dancing On Your Heart’ (Voorprogramma Bruno DENECKERE & Luiz MÁRQUEZ)

Dit stuk valt te lezen, met vele foto’s online @ www.rootstime.be, sectie ‘LIVE’ 

Met een spetterende cd presentatie van nummer twee van Little Kim And The Alley Apple 3, en met Bruno Deneckere & Luiz Márquez als allesbehalve onopgemerkte warm-up beleefde de Banana Peel in het doorgaans zo stille Ruiselede (waar je de leden kan horen ruisen?) een hoogdag. Zelfs al stond het iets verder van het soort blues die men hier gewoonlijk serveert, we zagen niets dan tevreden blikken achteraf.

Tijdens zijn aankondiging wees programmator Franky Van de Ginste de aanwezigen erop dat de start van het (denkelijk) zevenenveertigste seizoen van de Banana Peel Blues Club volledig in het teken stond van het lokaal talent. Op 3 september was er de nu bijna traditionele opener met het gelegenheidscollectief The Banana Peel Blues Band Deluxe (met o.a. gitaristen Pascal De Muynck en Willy De Vleeshouwer) Verleden maandag 10 september mocht Maxwell Street dertig kaarsjes uitblazen onder commando van stichtende leden Marino Noppe en, weer hij, Willy De Vleeschouwer. Ook het derde en laatste concert in september was geheel nationaal getint, met dien verstande dat we voor het gemak eventjes Mexico hadden geannexeerd. Voor een uurtje maar! In de muziek zijn er nu eenmaal geen grenzen en gelden er andere normen, die niest met afkomst te maken hebben.

Bruno Deneckere is eigenlijk afkomstig (sic!) van Sint-Amandsberg, de hoofdstad van Gent. Met The Pink Flowers bekoorde hij popminnend Vlaanderen in de jaren negentig, maar sinds ‘Beyond The Pink Flowers‘ (1998) ging hij zijn eigen weg. Tot en met ‘Walking On Water‘ (2011) leverde hij vijf cd’s af met de betere alt.country en country rock. Een zesde, live met Pink Flowersgezel Nils De Caster opgenomen loopbaanoverzicht is onderweg. Zin voor melodie en beresterke teksten vormen de sterkte van zijn songs. Men zal in onze contreien niet veel Engelstalig werk vinden van dit niveau. Op scene straalt hij iets af wat met ‘charisma’ een zwakke omschrijving krijgt (als je de vele dames van de ‘fanclub’ mag geloven toch) Maar de ladies’ man heeft zijn sporen ook verdiend als (solo) gitarist (akoestische en elektrisch), harpist, en meer in de schaduw, als backing vocalist en begeleider.

Hij treedt met velen op in allerlei configuraties (Nils De Caster, Derek, Yves Meersschaert, Kathleen Vandenhoudt, Pascale Michiels, soms zijn eigen vijfkoppige band…) Bijzonder succesvol is zijn samenwerking met Luiz Márquez. Die komt uit een rustiger deel van Mexico (dat zoals België telkens weer om totaal verkeerde redenen in het wereldnieuws komt), speelt bedreven mondharmonica en saxofoon, verdiept zich in de ethno-jazz met zijn formatie Mezcal, brengt ook muziek op minder gebruikelijk tuig, zoals grote zeeschelpen en casco’s van schildpadden (cd ‘Shell To Sax II‘) Via zijn Indiaanse afkomst heeft hij interesse in de muziek van vóór de conquistadores. Hij bespeelt dan ook allerlei ocarina’s, Indiaanse en Andesfluiten. Luiz vond in België de liefde en verdeelt sindsdien zijn aandacht over zijn twee vaderlanden.

Bruno bracht een staalkaart van zijn songs met Luiz alternatief op harmonica en soprano sax, en één keer op Andesfluit. Het duo mat opener ‘Crescent Of The Moon‘ een bluesy jasje aan, zo opvallend dat we onwillekeurig dachten aan Sonny Terry & Brownie McGhee. De fijne publieksreactie na die hier zo goed passende opener spoorde de twee aan om het volle pond te geven. Luiz blies zich de longen uit het lijf en speelde een aantal solo’s zoals we hem die nog niet vaak hoorden geven. Bruno maakte constant indruk, terwijl hij toch zijn charmante zelf bleef: zijn songs zijn nu eenmaal geslepen diamantjes, wat bij dit in gewijde stilte luisterend publiek extra naar voor kwam. ‘Diamond‘, ‘She Gets Along With You‘, ‘Nashville‘ (wat Luiz hier op harp klaarmaakte, was outstanding), ‘Captain Of My Ship‘, ‘Robin‘, gospel ‘I’ll Go To The Light‘, het liefdeslied van dienst ‘Endless‘, de hier als gegoten passende swamprocker ‘Down To The Delta‘ en het broeierige, bijna dreigende ‘Tell Her I’m Gone‘… De avond kon eigenlijk dan al niet meer stuk.

Maar Little Kim en haar mannen (en vrouw) zouden daar nog een schep bovenop doen. De eerste cd ‘Ridin’ The Rails‘ was ook al in de Banana Peel boven de doopvont gehouden, iets waar alle partijen de beste herinneringen aan overhielden. Vóór dat bewuste optreden was Kim nog een blinde vlek voor ons… en voor velen in de BP. Sindsdien weten we wat ze kan en wat haar band in zijn mars heeft. Maar ook buiten de Alley Apple 3 heeft ze een muzikaal leven: we leerden Kim kennen als harmony zangeres bij het groepje dat Wendy Colonna op haar kleine toer in ons land rond zich verzamelde. Daarmee nam de straffe Texaanse zangeres, echtgenote van gitarist Chad Pope, nog tijdens die trip in allerijl een EP met zeven nummers op, ‘Barefoot in Belgium‘, een schijfje dat we u enkel maar kunnen aanbevelen. Naast de eigen songs van Wendy staat er ook een fraaie cover op van ‘Snowin’ In Raton‘ van Townes Van Zandt.

Wendy nodigde de mensen van deze gelegenheidsband, Lazybones gedoopt, naar de standard van Johnny Mercer & Hoagy Carmichael, zelfs uit naar de States, waar tezamen of apart werd opgetreden in Texas en Louisiana! Ook vierde Lazybone Eddy De Smul heeft schitterende ervaringen beleefd aan de andere kant van de oceaan, zoals hij ons toevertrouwde na het concert van zijn Ed And The Gators in De Klokke in Balegem (zie het concertverslag in de ‘LIVE’ sectie van Rootstime) In Lazybones zaten ook Tom De Poorter, gitarist en songschrijven van Little Kim And The Alley Apple 3, en harp speler (en percussionist) Jeffrey Thielens, die prompt ook gevraagd werd om in de studio mee te werken aan de tweede cd van Little Kim. Geen wonder dat hij maandag mee op het podium stond, samen met de andere leden.

Dat zijn, op staande bas, Selim Meiresonne wiens speelstijl hem de leuke bijnaam bezorgde van Slappin’ Slim, en Pat(rick) Cattoir, pedal steel, dobro en ritmegitaar, man die men allicht ook kent van het het Eeklose Those Metal Boys With Their Metal Toys, . Die spelen Americana in ruwweg hetzelfde tijdsgewricht als Little Kim, de eerste helft van de twintigste eeuw, maar wel in andere stijlen. Kim houdt het op lichtvoetige western swing of country swing vanaf de roaring twenties, de grote Bob Wills en Tex Williams achterna, en aanverwante vaak dansbare country getinte subgenres. Dat ze intussen hun vak helemaal beheersen, werd duidelijk bij de daverende start van een set die niet alleen zowat de hele nieuwe ‘She’ll Keep The Devil Dancing On Your Heart‘ omvatte, maar ook een paar nummers uit de eerste ‘Ridin’ The Rails‘. Klassieker ‘When Paw Was Courtin’ Maw‘ was vanzelfsprekend een slimme openingszet: Kim kon meteen haar zangkwaliteiten en podiumvastheid demonstreren, ongetwijfeld resultaat van veel hard werk. Het vraagt immers doorgedreven ernst om zo… speels over te komen: ‘L’art c’est dissimuler l’art‘ zei ons grootje altijd.

Om eerlijk te zijn: ze mocht nog zo vals als een kat hebben gezongen, dan nog zou de bevallige verschijning van een in een hups wit jurkje geklede Kimberly alle (mannen)harten veroverd, gebroken en op een hoopje gegooid hebben. Maar de vlotheid en de sensualiteit waarmee ze haar niet zelden stoute teksten zong of zelfs speelde, is over here in Belgium wellicht zelden vertoond. Volgende surprise was dat ze niet alleen was om vocaal de ruimte te vullen: vriendin Tessa De Vreese zong harmonies, en een keertje (te weinig) zelfs in duo met Kim. Er zit een ietsje meer korrel in haar stem wat goed samengaat én tegelijk contrasteert met Kims engelenzang.

Waarmee het geheel een geducht ‘weapon of mass seduction‘ in handen heeft, zijn de songs die Tom De Poorter schrijft: we kregen achtereenvolgens ‘Slappin’ Slim‘, ‘Little Sarah‘, ‘All Day And Every Day‘, ‘Oh Lord‘, de titelsong en het instrumentale ‘Sugar Cane Rag‘ te horen, allemaal van zijn hand, deunen die muzikaal en qua woorden(schat) naadloos aansluiten op het intussen als klassiek te beschouwen werk. We verdenken hem ervan thuis een kopie van de teletijdmachine van Professor Barabas te hebben staan om af en toe een kleine honderd jaar terug te flitsen in de tijd. Voeg daarbij zijn impeccabele gitaarspel, dat goed luisterde naar de grote voorbeelden en toch zijn eigen accenten legt. In combinatie met Selims briljante slappin’ stijl (slaan op de snaren in plaats van ze te plukken), Jeffrey’s heldere en krachtige harpspel en een Patrick die ondanks het geworstel met zijn drie instrumenten toch altijd de juiste toon bovenhaalt (nooit vanzelfsprekend op een pedal steel, vraag dat maar aan specialisten als Jan Oelbrandt! We hebben in ons leven al iets te veel gejengel gehoord op dat aartsmoeilijke instrument) stond het instrumentaal als een huis. Dat een zekere stress en een tekort aan live inspelen van het nieuwe materiaal altijd voor kleine probleempjes zorgt, neem je erbij. Het gros van het publiek hoort of ziet dat toch niet, en zo hoort dat als je bij de grote jongens wil aansluiten. Binnen enkel optredens staat de band ongetwijfeld op scherp.

 het archetypische ‘My Blue Heaven‘ (intussen 84 jaar oud en eindeloos gecoverd, zelfs door Norah Jones) zongen de heren trouwens mee harmony, wat de song precies dat beetje meer geeft temidden de vele helaas wat obligaat klinkende versies ervan. We vermoeden dat de groep zelfs het lef had om twee nieuwe songs te zingen, maar van de nieuwe kwamen het snoezig om zich heen dansende ‘Rumble In The Parlor‘ van Tom, guitig aangekondigd als ‘Rumble In The Jungle‘ (Mohamed Ali laat weten dat hij je dankt, Kim!) en het onbedaarlijk en uitgelaten swingende ‘I Wish I Could Shimmy Like My Sister Kate‘. Het fraaie ‘There Is A Time‘ is afkomstig van The Dillards, meteen een hommage aan die andere verwante, de bluegrass. Door het invoeren van elektrische instrumenten waren The Dillards trouwens de directe voorlopers van kleppers als The Eagles en The Byrds.

Afgesloten werd er met ‘Please Don’t Talk About Me When I’m Gone‘, de perfecte afsluiter, omwille van de titel, maar ook omdat reuzen als Frank Sinatra, Dean Martin en de onovertroffen Billie Holiday daar al hun tanden in zetten. Kim voegde eraan toe dat we wel iets mogen zeggen, maar enkel het positieve. Consider it done na zo’n set! De bissen kwamen uit de eerste: tijdens ‘Ridin’ The Rails‘ sprong een snaar bij Tom, die dan maar verderging op Patricks slaggitaar in ‘It’s Too Late‘. Too late? Nee, het was intussen enkele minuutjes vóór elven, als in de Banana Peel de avondklok weer ingaat. Terwijl de cd’s als zoete broodjes over de toonbank (bartafeltje) gingen, verlieten we, terwijl de duivel nog op en in ons hart danste, tussen de tevreden concertgangers en -gangsters, de vertrouwde schuur. We vermoeden dat er nog lang nagekaart werd over de geslaagde première…

Antoine Légat (19 09 12)

Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie